De dag dat ik echt naar huis mag, heb ik geen energie meer om alles zelf te doen. Een verpleegster helpt me onder de douche. In een rolstoel zwaai ik iedereen gedag. R parkeert me in de hal en haalt de auto. Net als ik daar zit, komt er een vrouw voorbij die net bevallen is. Ze gaat ook naar huis. Ze ziet er stralend en gezond uit. In het autostoeltje ligt een, in mijn ogen, enorme baby. Haar man staat voor de deur en in hun auto liggen blauwe ballonnen.
Artikelen met label: HELPP
Juist de kleine extra gebaren, zoals dat extra eitje zorgen ervoor dat ik een brok in mijn keel krijg. Een teken dat je geen nummer, maar een mens bent. Dat geldt ook voor de geweldige zorg die Sepp krijgt. Zo verontschuldigd een zuster zich dat S een roze dekentje heeft, omdat de blauwe in de was zitten. Het lijkt een onbelangrijk detail, maar voelt als een bewijs dat S niet zomaar baby 8033 is. Als een dokter zegt dat hij op mij lijkt, straal ik van oor tot oor.
R komt me op maandag om 9.00u ophalen. Met de man van het eten regel ik de avond voor vertrek dat ik als eerste van de gang ontbijt krijg. Ik neem me namelijk voor om als ‘verrassing’ voor R al helemaal klaar te zitten om 9.00u. Ook als je je belabberd voelt, moet je doelen stellen, zo denk ik. Als ik bij het krieken van de dag mijn beschuitje krijg, is A van de eetkar, heel blij voor me. Ik hoef nu niet meer op de lijst in te vullen wat ik die avond als diner wil. Hartelijk nemen we afscheid.
De nieuwste telg van de familie kan door iedereen met een computer en een inlogcode worden bewonderd via de webcam. Dat levert ook grappige situaties op. Zo vertelt mijn broertje dat hij ’s nachts na het uitgaan, samen met zijn studentenvrienden nog een half uurtje naar zijn nieuwe neefje kijkt. Ik zie ze al zitten met hun dronken hoofd. Als S zijn mutsje over zijn gezicht zakt, staat mijn telefoon roodgloeiend. Nu al zoveel fans.
Tijdens mijn zwangerschap was ik vast van plan om borstvoeding te geven. Flesvoeding leek me iets belachelijks voor types als Victoria Beckham. Nu weet ik het niet meer zo zeker. Ik voel me slap en zweet me een ongeluk. Acht keer per dag wordt mijn bed omhoog gezet en zit ik wezenloos voor me uit starend te kolven.
En dan is hij daar, S. Mijn kleine jongetje van 46 centimeter en 2 kilo. Vier weken te vroeg. Even wordt hij bij mijn gezicht gehouden en dan gaat hij samen met R naar de couveuseafdeling. Ik hoop dat er een dokter of zuster even in mijn hand of arm knijpt en een stomme dooddoener als: ‘Goed gedaan’ of ‘Het komt wel goed’, zegt. Maar iedereen is al weg. Op naar de kroketten. Ik knipper mijn tranen weg.
Met mijn hoofd lig ik in een spuugbakje. Wat voel ik me belabberd. Het wordt dus een keizersnede. De ruggenprik valt reuze mee. Wel vloekt de anesthesist, want er gaat iets niet goed. Het kan zijn dat ik morgen enorme hoofdpijn krijg. Gelaten knik ik. Dat kan er ook nog wel bij.
Die dag is de langste uit mijn leven. Ik heb inderdaad HELPP, een ernstige vorm van zwangerschapsvergiftiging. Ik voel me steeds zwakker en hoewel ik het niet wil denken, vraag ik me af of ik doodga. De gedachte kan ik niet verdragen. Hoe moet het dan met R? Stel je voor dat hij iedereen moet gaan bellen om te vertellen dat zijn vriendin en kind dood zijn? En hoe ga je dood aan HELPP?
Zuster I loopt af en aan met koude doeken om me af te koelen. Het lijkt wel of mijn lijf in brand staat. Na een vreselijke nacht wordt R om 07.00u gebeld dat hij moet komen. Waarschijnlijk wordt S die dag gehaald met een keizersnede. Bij een echo blijkt dat hij drie weken groeiachterstand heeft en in een stuit ligt. Ook dat nog. Ze gaan proberen hem te draaien. Wie weet lukt een natuurlijke bevalling toch nog. Ik vraag me af of ik daar nog kracht voor over heb.
Mijn lievelingsverpleegster is I. Als zij er is heb ik het gevoel dat alles goed komt. Ze is zo aardig en kalm. ’s Nachts moet ik ineens enorm overgeven en doet de bovenkant van mijn buik pijn. Is dat nou mijn maag? Ook sta ik plotseling midden in de kamer en probeer ik te bedenken wat ik daar doe. Ik druk op de bel en zeg dat ik maagpijn heb. Ik krijg een drankje tegen brandend maagzuur, maar dat helpt niets. Na een uur druk ik maar weer op de bel. Ik voel me bezwaard, maar ik kan niet anders. Gelukkig is zuster I dan in da house.
Mijn voorgevoel is slecht als ik me voor de derde dag moet melden. Zonder dat R het merkt, pak ik vast mijn tas in. Wrang, want ik had deze tas gekocht voor het strand. Nu is ie dus gebombardeerd tot ziekenhuistas. Als dit allemaal achter de rug is, gooi ik hem meteen weg. Ik wil hem nooit meer zien, met die stomme vrolijke bloemen. Hij kraakt ook nog heel irritant hard. Alsof je een zak biologische sla van AH openmaakt.
Twee dagen later beginnen de weeën weer. In stilte rijden R en ik de bekende route. Het is zaterdagnacht en overal zitten lallende groepen studenten op de terrassen. Wat zou ik nu ook graag zo’n zorgeloze zuiplap zijn. In plaats daarvan zit ik krom van de pijn met een rood hoofd in de auto.
Gelukkig doen de weeënremmers hun werk. Een week lig ik aan het infuus, terwijl buiten de zon uitbundig schijnt. Wie heeft eigenlijk bedacht dat de ramen in een ziekenhuis niet open kunnen? Er zou maar frisse lucht naar binnen komen. Veel te gezond voor die zieke mensen.
Een Winnie de Poeh – pyjama, tatoeages en piercings. Zo ziet mijn eerste ziekenhuis- roommate er uit. Ze slaapt nog. Hoe oud zou ze zijn? Niet ouder dan twintig. Als ze haar ogen opendoet, is het eerste wat ze zegt: ‘Ik heb best wel veel ‘siegische’ problemen, dan weet je dat’. Daar blijkt geen woord van gelogen. De uren daarna word ik getrakteerd op een monoloog met als kernwoorden: tehuis, meppende ex-vriendjes, schuldsanering en bitchfights. Gelukkig komt tijdens het bezoekuur haar moeder. Een exacte kopie van de schoonmoeder van André Hazes. Als ze samen een peukie gaan roken, heb ik even rust.
Zuchtend kijk ik naar mijn witte skinny jeans. Wat baal ik dat ik me daar vandaag ingeperst heb met mijn zwangere buik. Het is hoogzomer en ik zweet me gek. Dertig weken ben ik precies, helaas is het ook 30 graden nu. Op de fiets naar huis krijg ik ineens steken in mijn buik. Ik hoor de waarschuwende woorden van mijn moeder dat ik rustiger aan moet doen. Dat gaat nogal moeilijk als je midden in een verbouwing zit. Zoals het een goede aannemer betaamt, is ook die van ons weken te laat begonnen. Wat gek: word ik op de fiets nu ingehaald door een groep ouwe mannetjes met beige bodywarmers met teveel zakken? Het lijkt wel of ik niet meer vooruit kom.